BACK

 

 

Het is donker, koud en winderig buiten. Af en toe regent het een beetje. In het holst van de nacht, lopen twee zonderling geklede kerels door de straten van de stad. Eentje zit er op een paard en draagt een rare hoge hoed. De ander gaat te voet. Hun gemopper en gewauwel is niet van de lucht. Laten we eens wat dichterbij gaan, dan kunnen we horen wat ze zeggen.

‘Nou, eh..Piet, ik ben doodop’, bromt Sinterklaas. ‘Volgend jaar sturen we weer gewoon de hulpSint en de hulpPieten. Dat was niet zo’n grandioos idee van je, om ons dit jaar maar weer eens in die ouwe muffe kleren te hijsen en net als lang, lang geleden naar Nederland te komen. Al dat werk, die lastige kinderen en dat vreselijke takkeweer hier.’

Jaa, U hebt nog al wat te klagen, schijnheiligman’, klaagt Piet knarsetandend. ‘Ten eerste. Het was Uw idee en niet het mijne. Ten tweede. U zit lekker op de knol en de gek kan lopen. Ten derde, moet ik alles dragen. De zak, de roe, het boek en noem de hele klere zooi maar op. Ten vierde. U heeft een lange jas aan en ik mag het een korte broek doen.  Ten vijfde. Ik ben nog steenkoud van de reis. Op die ouwe lekkende opgevoerde kano van U met de lieflijke naam ‘stoomboot’ heb ik de hele tocht aan dek doorgebracht omdat er maar één enkele kajuit is. Het wordt tijd dat ik de vakbond inschakel.

Kom, kom, Piet, niet zo zeuren hč. Je bent nu eenmaal een zwarte Piet en ik ben de Sint. Kijk liever eens in het grote boek wie er nu aan de beurt is. En by the way reik me even een wat pepernoten aan, beste kerel. Van werken krijg altijd ik zo'n honger.’

Zuchtend duikt Piet in de enorme bruine zak en diept een handvol pepernoten op. ‘Hier, ouwe vreetzak. Ik hoop dat U erin blijft.’ Hij stommelt nog wat verder en komt na wat schelden eindelijk met het ‘Grote boek van Sinterklaas’ tevoorschijn. ‘Wordt ook elk jaar dikker en zwaarder’, moppert hij. Piet slaat het boek open op bladzijde 34509. ‘Nauwelijks te lezen’, zegt hij, ‘en de verlichting hier is ook niet om over naar huis te schrijven. En als ik eerlijk ben. U heeft het handschrift als een seniele bejaarde’. Wat overigens aardig klopt met de werkelijkheid, voegt Piet er in gedachten aan toe.

Hier woont ene John. Is het hele jaar lief geweest. Wat heet.. en is ..wat??…’. Piet kijkt zijn werkgever ongelovig aan. ‘Hij is nota bene 48 jaar oud. Sinds wanneer komen volwassenen in het boek voor.’

De Sint lacht een beetje. ‘Ach, zeker een klein foutje, beste Piet. Ik herinner me nog dat ie pas een kleine goudvissenaquarium had en er voor zichzelf nog een grotere aan toe wilde voegen’.

Aaha, dat verklaard dat puntige vierkante geval in de zak dat steeds in mijn rug zit te porren. Blij als ik van dat zware onding verlost wordt’.

‘Nou, nou Piet, Stel je je niet een beetje aan? Een aquarium is alleen maar een vierhoekig hoopje lucht waar een beetje glas omheen zit. Kom, doe er nog een chocolade letter bij.’

‘Hier, hou dat vierkantje hoopje lucht dan eens vast, aquariumexpert’, zegt Piet spottend. ‘Dan duikt ondergetekende wel weer in de zak voor wat snoepgoed, zucht. Heb je hem?’

‘Ik heb hem vast, Piet’, antwoord de Sint.

Piet laat de vissenbak los en draait zich al half om maar schrikt zich te pletter als met een geweldig gerinkel de glazen bak in duizend stukjes tegen het asfalt klettert. Met grote ogen kijkt hij verwijtend naar de Sint die met een beteuterd gezicht alleen nog de lichtbak in zijn handen houdt.

‘Beste Sinter-houten-klaas. Draagt U die mijter nou puur en alleen om een brainsuctie te camoufleren of hou zit dat. Kijk nou, wat je gedaan hebt.’ Piet wijst wanhopig naar de scherven op de grond.

‘Misschien kunnen we het lijmen?’, vraagt de Sint hoopvol.

´Lijmen? Een kapot gevallen aquarium? Nee, gek. Dat kun je niet lijmen’, schreeuwt Piet boos.

De Sint die altijd hardnekkig naar het goede in elke situatie zoekt – vandaar Goede Sint – denkt kort na en zegt. ‘We kunnen ook alleen de lichtbak schenken en een briefje erbij doen. Zo van: De rest komt volgende jaar’

‘Wie wil er nu een lichtbak kado. Geef hier, ik neem hem mee terug naar Spanje’.

‘Piet laat los. Ik geef hem kado als .als…plafonničre’

De beide mannen rukken en trekken aan de lichtbak met als gevolg dat het ding uit hun beider handen schiet en met een sierlijke boog op de rand van de stoep terecht komt. De plastic kap breekt doormidden en de twee TL buizen voegen zich gefragmenteerd bij de al aanwezige scherven.
De oude baas kijkt eerst beteuterd naar de glasschade en wil dan hoopvol nog een opmerking maken naar zijn Pieterbaas. De blik van zijn knecht spreekt echter boekdelen en daarom bromt de Sint hoofdschuddend,
‘Nee, je hebt gelijk, dat kunnen we echt niet meer lijmen. '

Dat is het sein voor een stevig potje verwijten over en weer waar de honden geen brood van lusten. Zo druk doende elkaars zwakke punten te becommentariëren hebben ze niet in de gaten dat er naast hun een vertegenwoordiger van de arm van de wet parkeert. De agent stapt uit en benaderd voorzichtig het luidruchtige en merkwaardige geklede duo.

‘Ahum. Heren, kan het misschien ietwat zachter’, bast de gezagdrager gezagsvol. Hij bestudeert de vreemde uitdossing van de twee peinzend. Beslist travestieten met een borrel teveel achter de kiezen, luidt zijn eerste diagnose. ‘Mag ik uw papieren zien, alstublieft’.
Piet en Sint, verrast door het plotselinge opdoemen van de agent, stoppen abrupt met hun verhitte discussie en vervallen meteen in hun stereotypen rollen.

‘Ach, kijk nou toch Piet. Een brave politieagent. Keurig, keurig, beste man. Zoals U ziet ben ik de Sint en dit is mijn knechtje Pieterman’, zegt Sinterklaas.

‘Dan ben ik de Kerstman’, antwoordt de agent vaag sarcastisch.

Werkelijk’, roept de Sint enthousiast. ‘Kris?, Kris Kringle van de Noordpool? Ik heb je helemaal niet herkend. Man wat ben je afgevallen. Je weet toch nog wel wie ik ben, hé. Ik ben Nico van Spanje.

Achterdochtig blikt de agent in de richting van Piet. Die ziet de bui al hangen. Hij knipoogt samenzweerderig naar de agent, knikt niet al te opvallende in de richting van de goedheiligman en maakt buiten diens gezichtveld met de vinger cirkeltjes bij de slaap. De agent trekt zijn bonnenboekje en zijn pen maar al vast te voorschijn. Hij krabbelt wat neer, en wijst naar het paard. ‘Is dat uw vervoersmiddel en heeft U daar een licentie voor.’

‘Kris, wat een rare vraag. Het is geen vliegmachine hoor. Dat is mijn lieve paardje Schimmel. Die ken je toch wel? Wat is toch met je aan de hand? Moet je misschien een paar pepernoten?’, vraagt de Sint.

Het paard van Sinterklaas maakt van alle aandacht gebruik om trots enkele verse vijgen te produceren. Ontstelt doet de agent een stap achteruit. ‘En wie ruimt die troep op?’, vraagt hij.

‘Gewoon wat mest, Kris. Die zes rendieren van jou moeten toch ook af en toe iets kwijt. Lekker onderscheppen. Da’s goed voor de plantjes.’

Opnieuw krabbelt de agent wat in zijn boekje. Piet maakt van de gelegenheid gebruik om zijn oude baas wat in het oor te fluisteren. ‘Ik vraag U om in godsnaam de mond te houden. Laat mij het woord maar doen, Sint. Straks landen we nog in de gevangenis of erger nog, in de Welterhof.’

‘Zijn daar dan veel stoute kinderen, Piet?’, bromt Sint.

‘Ssst, klep dicht. En nog wat, hij is niet, ik herhaal, NIET de kerstman’, sist de knecht.

Net op dat moment heeft de agent zijn boekhouding bijgewerkt en richt hij zich weer op het verdachte komische duo. ‘En wat hebben de heren daar in die grote bruine zak?’, vraagt de man in het blauw.

‘O, dat. Daar zit een beetje speelgoed in voor meneer hier naast mij’, lacht Piet zuur. ‘Hij is nogal kinderlijk aangelegd, zeg maar, hahaha’.

‘En soms enkele stoute kinderen, niet waar Piet. Die nemen we mee naar Spanje’, zegt de Sint trots.

Hierop begint de agent weer driftig te noteren. Pieterman verkoopt zijn baas een stevige por in de zij en schenkt hem een vuile blik. ‘Ha, ha grapje. Hij is een grapjas, die baas van mij. Zo oud en toch nog zo leuk. Zoiets houdt een zwarte Piet op de been. Kijkt U maar rustig in de zak, meneer de agent. U zult het zien. Geen kinderen. Alleen wat speelgoed en pepernoten’.

Driftig onderzoekt de man de grote zak die merkwaardig genoeg van binnen nog veel en veel ruimer lijkt dan van buiten. ‘Nintendos, Gamestations, Nokia’s, Labtops, DVD’s en inderdaad ook wat pepernoten’, somt de man op. Onmiddellijk begint hij weer notities te maken.
De Sint kijkt Piet vragend en nietsvermoedend aan en haalt zijn schouders op. Piet reageert door zijn vinger langs zijn keel te halen. Dan zegt de agent,
‘er lag ook nog een takkebos in die zak. Dat was het enige dat niks waard is. Waar is die goed voor’.

Voordat Piet een leugen kan opdissen zit de Sint er alweer met zijn kwebbel tussen. ‘Dat is ons geheime wapen, meneer de agent. Wie niet luistert krijgt ermee op de broek’.

Nieuwe notities vliegen over het papier. Dan pakt de agent  zijn walkie-talkie en zegt, ‘Agent 007, herhaal agent 007. op patrouille in Sittard. Twee merkwaardige figuren aangehouden. Verdacht van openbare dronkenschap, travestie, grootschalige diefstal, oneigenlijk bezit van een huisdier, buurtoverlast, straatvervuiling, poging tot kindermishandeling en ontvoering, en belediging van een ambtenaar in functie. Vraag onmiddellijke versterking. Over’.

Het apparaat kraakt en piept en een onduidelijk hoorbare collega laat via de ether weten meteen twee extra wagens er op uit te sturen. Dan grijpt de agent naar zijn dienstwapen om die rare snoeshanen in te rekenen. Maar tot zijn grote schrik is zijn holster leeg. Geschokt kijkt hij om zich heen of hij het wapen op de grond ziet liggen.
Hij schrikt nog heviger en wordt enkele tinten bleker als hij ziet dat Piet het wapen behoedzaam tussen duim en wijsvinger vasthoudt. ‘
Zoekt U dit soms? Ik heb het maar even geleend om erger te voorkomen toen U onze zak doorzocht’, verontschuldigd zwarte Piet zich.

Ongevraagd bemoeit nu ook de Sint zich ermee. ‘Bah, wat een vreselijk speelgoed, Piet. Zat dat in onze zak?. Daar worden kinderen heel erg agressief van. Ik wil zoiets niet meer zien. Geef hier.’

Verontwaardigd grijpt de kindervriend naar het pistool dat helaas met de trekker achter de vinger van de nietsvermoedende Piet blijft haken. Twee harde knallen en evenzoveel kogels boren zich in de voor- en achterband van de politiewagen. Luid fluitend lopen de banden leeg en de wagen maakt 10 graden slagzij. De schimmel schrikt zich een hoedje van de schoten en slaat woest steigerend en hinnikend op hol. De verraste Sinterklaas heeft de grootste moeite zich in het zadel te houden als het beest de straat af galoppeert. Met een hand aan de teugel en de ander met het pistool nog steeds vastgeklemd zwaaiend in de lucht als was hij een rodeorijder verdwijnt de Sint en het paard om de hoek en uit het zicht van het toeziende oog van de hoofdschuddende Piet. Het gehinnik en wat gevloek van het duo is nog enige tijd hoorbaar.

‘Genade, genade, genade, genade, ik heb een vrouw en zes kleine kinderen.’ Het is het zachte bibberende gejammer van de agent die angstig ineengedoken op de grond zit met de handen voor de ogen.

‘En ik heb een geschifte baas en zes pepernoten’, zegt Piet. Hij werpt een handvol noten in de openstaande patrouillewagen, raapt het notitieboekje van de agent op en hijst de zak over zijn schouder. Een ding weet hij zeker. Volgend jaar zijn de hulpSint en -Pieten weer aan de beurt.  Dan slaat hij het notitieboekje van de agent open en slentert hij de straat af .

Twee kerels zeer verdacht
Daar in het holst van de nacht
staan te tieren en te schelden
en al het glaswerk moet het ontgelden
Van een glaasje zijn ze zeker niet vies
Liever dronken dan nuchter luidt hun devies
Een kerel is in een jurk gekleed
Een travestiet zover als ik weet
Op een gestolen knol rijdt hij rond
Die de weg besmeurd met vijgen terstond
Beledigd deze dienaar van de wet
Waarschijnlijk met opzet en voor de pret
De ander een buitenlandse miet
Voor wie dat korte broekje nader beziet
Hij draagt een buidel met gestolen goed
Waarin hij arme kinderen stoppen doet
Die pakt hij eerst in de kraag
Geeft ze dan met takken een pak slaag
Voert ze met vol met pepernoten en appels van oranje
En ontvoerd ze vervolgens naar Spanje.
Maar die kinderhandel is nu voorbij
Ik reken ze in en de beloning is voor mij.

 

BACK