BACK

 

Ik lag in mijn tuin lekker te niksen. Languit onderuit in de ligstoel observeerde ik ontspannen het wolkendek. Het begon behoorlijk te betrekken constateerde ik en in de verte hoorde ik al het dreigende rommelen van een naderend onweer. Desalniettemin was het zalig en de tijdelijke afwezigheid van de priemende zon maakte mijn houding buitengewoon draaglijk. Het viel mij op dat diverse insecten vanuit de rand van mijn gezichtveld opstegen naar de grijsblauwe lucht. In eerste instantie dacht ik dat de beestjes waarschijnlijk voordat het naderend onweer losbarste, hun voedselzoekende activiteiten staakten en hun nesten gingen opzoeken. Je bent al snel geneigd menselijke activiteiten aan dieren toe te kennen als je niet verder kijkt dan je neus lang is. Doch toen het aantal opstijgende beestjes steeds maar toenam begon ik toch wel wat verbaasd te raken en was het niet meer mogelijk het verschijnsel te negeren. Om te kunnen ontdekken waar dat collectieve gedrag nou vandaan kwam en hoeveel van die beestjes in mijn kleine tuintje hokten kwam ik overeind. Meteen zag ik op een drietal plekken rondom het terras een drukte van jewelste. De mieren waren aan het uitvliegen en hun landgebonden collega’s waren druk, druk, druk in de weer om het opstijgende verkeer in goede banen te leiden. Een beetje kreeg ik wel de kriebels van die krioelende massa mieren.

Maar aan de andere kant zou een mier zich ook niet helemaal prettig voelen als hij een foto van een mensenmenigte op het Sint-Pietersplein te Rome zag, als daar net het ‘Urbi et Orbi’ wordt uitgesproken. Daarom overwon ik mijn walging en aanschouwde de drukke activiteiten van Truus de mier en metgezellen. Het viel mij op dat de gevleugelde figuren niet meteen het luchtruim kozen als ze uit het nest piepten. Eerst gingen ze te voet naar de dichtstbijzijnde verhoging en pas op het allerhoogste punt gearriveerd sloegen zij de vleugels uit en gingen er vandoor. Meerdere vliegende mieren kregen het op dat hoogste punt regelmatig aan de stok met elkaar. De bruutste onder de sterksten ruimde de zwakkere broeders onzacht aan de kant en weg was ie. Terwijl er helemaal geen noodzaak voor was. Elk van hun had meteen het luchtruim kunnen kiezen zo snel als hij zich boven de grond vertoonde.

Over dit vreemde oneconomische gedrag heb ik lang zitten peinzen. Wederom probeerde ik er een menselijke verklaring voor te bedenken. Zo’n vliegende mier is nog nooit buiten geweest. Hoe wil die nou weten of het eindelijk veilig is om op te stijgen. Nou heel eenvoudig. Als er niks meer te klimmen valt dan ben je waar je moet wezen. Maar, waarom dan knokken? Het zal wel de ijver van de voortplanting zijn. Ieder individu wil zijn eigen chromosomen de wereld in helpen. En daar is het de vliegende mieren tenslotte om te doen. Niet waar?. Dus knokt men zich een weg door zijn nieuwe wereld volgens het recht van de sterkste.

Eigenlijk zijn het net mensen. Ik zag ze allemaal als kleine carrière-makertjes. Elk met zijn eigen kruiwagentje vol geluk en kracht en instinct. Ieder van hun streeft naar hetzelfde ideaal doch het gros zal uiteindelijk zonder het grote doel te bereiken het loodje moeten leggen. Ik voelde medelijden met de vliegende mieren en ook met de ongevleugelde kameraden die, zo leek het, hun grote broeders probeerde op te hitsen om op te stijgen. Hier en daar zag ik een paar exemplaren van de vliegende mieren die niet zo’n volle kruiwagen aan eigenschappen met zich meedroegen. Of het nu het resultaat van onderlinge ruzies of een biologisch foutje was weet ik niet, maar ze konden niet goed vliegen. Even de vleugels uitslaan en hop, daar lag die alweer op zijn rug een tiental centimeter verder en lager op het terras. Schijnbaar onvermoeibaar kroop de sukkelaar terug naar de hoogste plek en hop daar lag ie weer. En weer terug. En opnieuw. En weer en weer.

Even overkwam mij de neiging om het beest uit zijn leiden te verlossen. Doch ik weerhield mezelf. Wie ben ik om te oordelen over het recht op leven, zelfs als dat leven nog zo zielig en onbetekenend is. Dat is het verschil tussen mensen en dieren. Het kunnen leven en laten leven zonder schijnbare ‘betekenis’.

Ik wenste de arme vliegende mier toe dat hij geen vliegende mier zou zijn maar een Miegende Vlier. Miegende vlieren hoeven niet noodzakelijk uit te vliegen en zich voort te planten. Ze kunnen ook gewoon een stukje lopen en genieten van de tuin. Of gewoon lekker op hun rug gaan liggen en naar de wolken kijken. Miegende vlieren kunnen als ze dat willen ook eens op hun gemak gaan pootje baden in de vijver of naar die gekke druktemakers kijken die perse van alles moeten maar geen vrijheid hebben om echt te kiezen. Zoals vliegende mieren. Of mensen.

 

BACK