Zonder benzine |
|
Het oude vertrouwde patroon herhaald zich ook deze morgen. De wekker loopt
af. Tijd om op te staan. Veels te vroeg voor een fatsoenlijke burger om
zijn nest nu al te verlaten maar er moet brood op tafel komen en dus wat
doe je dan... juist, je geeft gehoor aan dat blerende onding op je
nachtkastje. Je verkoopt hem zijn verdiende loon in de vorm van een harde
klap en staat op. Na de gebruikelijke ochtendlijke martelsessie die
bestaat uit auto-ontwaken, auto-primen, auto-ontbijten en auto-krantlezen
wordt het tijd om tot manuele actie over te gaan. Ik begeef mij daarom in
de catacomben van ons woonhuis -ook wel garage genoemd- met de bedoeling
mijn fiets onder mijn kont te hijsen en pedalerend de dag tegemoet te
treden. In tegenstelling tot de gemiddelde ochtend voel ik mij al
behoorlijk wakker en fit.
Ik besluit uiteindelijk de krant eens uitvoerig te gaan lezen. Ik betaal
me blauw voor dat voddig vlekkend onding dat met een beetje geluk net iets
eerder naar binnen valt dan dat ik naar buiten val op weg naar mijn werk.
Het valt me op dat er meer in staat dan alleen het stripverhaaltje over
Casper en Hobbes en de Sportkoppen. Veel meer, doch niets dat ook maar
half zo interessant is. Als ik het Dimburgs Lagblad terzijde schuif heb ik
behalve de overlijdensberichten - die zijn me net wat te morbide - zowat
alles gelezen wat er met inkt afgedrukt staat en rek ik mij heerlijk uit.
Een gaap versterkt mijn lichamelijke inspanning waardoor mijn achterhoofd
nog eens extra 12 centimeter naar achteren opschuift en mijn oogopslag op
de keukenklok valt. ....Heilige bramapoeta. Het is al kwart over zeven. Nu
moet ik opschieten anders ben ik dadelijk nog te laat.
Als ik daar korte tijd later arriveer merk ik tot mijn ontzetting dat deze
ook nog gesloten is. Wel potverdrie dubbeltjes nog aan toe. Dat bestaat
toch niet. Wat nu? Het zal toch geen bijzondere feestdag zijn, in de orde
van ‘Tag der geschlossene autotür’ of zoiets. Ze hebben hier zoveel gekke
vrije dagen. Snel ga ik alle mogelijkheden na. Ik kan hier blijven wachten
maar als de pompjuffrouw een slechte dag heeft dan kan dat nog lang duren
en dan kan ik wel eens heel erg laat op mijn werk verschijnen. Ik kan
terugrijden naar Sittard, naar de dichtstbijzijnde volgende Nederlandse
pomp die zo vroeg geopend is, maar dat kost mij zeker alles bij elkaar
zo’n 20 minuten vertraging en de vraag is: heb ik nog genoeg in de tank.
Tenslotte besluit ik maar om verder te rijden. Binnen vijf minuten kom ik
dan weer in Nederland aan en daar is ook nog een pompstation. Bovendien
heb ik op die manier de minste vertraging. Maar die moet dan ook werkelijk
open zijn want anders...Ik zweet peentjes en verwacht elk moment een
‘pruttel de pruttel’ te horen uit het vooronder van mijn wagentje.
Eindelijk arriveer ik bij het pompstation. Het is 5 over half acht en het
pompstation is een heel ..klein ..beetje .... dicht. Voorgoed. Moeder!!
Vertwijfeld knaag ik wat aan mijn knokkels. Doorrijden is onmogelijk. De
naald van de benzinemeter rust zo hard op het palletje van het nulpunt dat
het wel de scheve toren van Pisa lijkt. Als ik niet te voet op zoek wil
naar brandstof, blijft er nog maar een allerlaatste zijden draadje over en
dat is: supereconomische en biddend om geestelijke bijstand terug rijden
naar de laatste Duitse pomp hopende dat die unglaubliche tanktrut
ondertussen is wach geworden en an die arbeit ist. |
|
Het volgende verhaal: |
|
Lege Accu |