De tijd holt als een dolleman. Tenminste, dat kun je
stellig beweren als je vakantie hebt. Normaliter gedurende de werkdag
krijg je de grote wijzer van je polspendule met geen stok vooruit, al kijk
je nog zo vaak of boos door het glaasje van de wijzerplaat. Maar let op
als je pauze hebt. Tussen twee happen in je boterham door, scheurt die
stiekem haast uit je horlogekast van de haast. Dan krijgt ie de bocht
bijna niet gehaald. Om daarna, net als je weer kijkt, irritant stokstijf
op de plaats halt te houden. Kan hem niet uitstaan die geniepige
tijdroede. En zijn korte broertje al helemaal niet. De kleine wijzer is al
werkelijk compleet een ettertje van de eerste klas. Nog nooit ook maar een
micrometer zien bewegen, die kleine pesterige aanhangwijzer.
Maar let op als je vakantie hebt. Dan haalt ie de lange nog bijna in ook.
Nauwelijks is de echo van je geschreeuw: ‘hoera, ik heb vrij’, verstomd of
je zit je alweer boterhammen te smeren voor de eerste nieuwe werkdag. Ik
moet ze niet. Alle twee niet.
s’Nachts is de tijd ook zo’n drama. Ga je eens vroeg naar bed om de
volgende dag lekker uitgerust te zijn word je meestal midden in de
duisternis wakker met het gevoel dat je de eerste vier weken niet meer in
je nest hoeft te meuren. Je lieve wekkertje zegt je dan, dat het net na
twaalven is. Voor de gemiddelde jeugd zo ongeveer de tijd om op stap te
gaan. Maar die gemiddelde jeugd heb je net toevallig met
zevemijls-tijdlaarzen achter je gelaten dus draai je je nog maar eens om.
Maar ja, de slaap wil natuurlijk niet meer komen. Dan kijk je nog maar
eens op de wekker en het stomme ding lijkt wel achteruit te zijn gelopen.
Nog maar eens draaien en proberen te slapen. Weer kijken en draaien en
draaien. Een wasmachine zou er jaloers op worden. Naast je laat je partner
ronkend horen hoe het wel moet. Alleen een beetje te luid. Een betonmolen
kan er nog wat van leren. Dan passeren alle belangrijke momenten uit je
hele leven aan je geest voorbij. Je kijkt op de klok. Hup weer twee
minuten voorbij. Opnieuw draaien maar.
Tegen de tijd dat de matras als een spijkerbed aanvoelt en de nacht als
een monster uit de diepste krochten van de hel is het rond een uur of half
zes. Iedere denkbare samenstand van de grote en de kleine etter heb je dan
wel zo’n beetje gezien. Zo meteen mag je eindelijk opstaan om aan die
nachtelijke tortuur te ontsnappen. Maar net als dat reddende idee zich
post vat in je gemaltraiteerde brein slaat de slaap toe. Langzaam beginnen
autonome processen je geest te relaxen en je spieren te ontspannen. Op een
gegeven moment komen de dromen opzetten. Het grote verkwikken zal gaan
beginnen.
Met een vreselijke rotherrie wordt je cru wakker geschreeuwd. Je wekker
heeft heimelijk en achterbaks een sprong van een uur gemaakt met de
gevoelslengte van twee minuten en staat je nu luidkeels te vertellen dat
je moet opstaan. Je bent kapot, moe, geradbraakt en zeer, zeer slaperig.
Lang leve de tijd. Op zijn vroegst op dit moment zou je met een beetje
fitte herseninboedel kunnen constateren dat vadertje tijd twee gezichten
kent. Het ene is het slome niet te vooruit te branden schilpad en het
andere het gedreven energieke jachtluipaard. Voor het schilpad heb je
nauwelijks aan te slepen emmers vol geduld nodig. Voor het jachtluipaard,
een overdosis adrenaline en een goed getraind frame. Doch tussen je oren
is het nog een slappe en slaperige bedoening en oeps daar gaat je
vingertje al naar de repeatknop. Een druk op het dat wonderbaarlijke
knopje levert je tien minuten extra nachtrust. Hoop je.
Nauwelijks is je hand nog onder het kleffe dons terug gekeerd of opnieuw
braakt je wekker een baaierd lawaai over je uit. Gevoelsmatig heb je met
wat geluk 10 seconden virtuele nachtrust gewonnen maar in werkelijk ben je
10 minuten van je toch al krappe ochtendritueel kwijt. Dat spelletje speel
je nog een keer en met wat suffe moed misschien zelfs twee keer.
Daarna is het prijs. De race tegen het jachtluipaard
kan losbranden. De roulette met de tijd heeft een winnaar en dat ben jij
niet. De klok werkt vanaf nu tegen je en alles spant samen waardoor je
niet op tijd zult komen.
Al eens geprobeerd sneller je tanden te poetsen. Bij de derde of vierde
veeg schiet je hardhandig uit en dat kost een mens normaliter zijn nog
maagdelijk vliesje tussen zijn bovenlip en gebit. Bloedend als een rund
zie je je zelf door de tranen heen dromerig en gekweld in de spiegel
kijken.
Al eens geprobeerd sneller je bammen te smeren. De boter hangt vanaf je
duim tot aan je rechteroor. Gelukkig merk je dat pas gedurende de rest van
de dag.
Al eens geprobeerd je sneller te scheren. Op het eind van de dag zie tot
je verbazing dat je gezicht symmetrisch is maar je geheugen niet. Je hebt
een helft vergeten. Dat verklaart een hoop vreemde blikken. Dus toch geen
sjans. De volgende keer toch maar weer via de spiegel scheren.
Al eens geprobeerd sneller de bus te halen. Voor je lede ogen kijken alle
inzittenden je meelijwekkend slaperig aan vanachter hun raampjes als het
ding voor je hijgende neus wegrijdt.
Eindelijk, kom je op het werk aan. Kapot en
uitgeblust. Misschien heb je het luipaard verslagen, maar meestal net
niet. Je wilt zo snel mogelijk weer naar huis en dan zo snel mogelijk weer
naar bed. Hoppa, daar komt het schilpad weer om de hoek kijken. De dag
duurt noch langer dan de nacht en het spelletje begint van voren af aan.
Nee, ik moet ze echt niet. Alle twee niet. Noch de lange wijzer, noch de
korte. De volgende keer koop ik me een horloge met digitale aflezing. |