BACK

Op initiatief van hun Captain heeft de bemanning van de KERKLABATR zich op de neutrale ruimtebasis ALFA_FA  ontfermt over een voorraad Romulaanse Rode Wijn. Gestolen, zeg maar. Helaas bleef een en ander niet geheel onopgemerkt. De Romulanen, die nogal te boek staan als bijzonder onvriendelijk en zeer aggressief, kunnen weinig waardering opbrengen voor deze verdeling van hun goederen aan behoeftige derden. Drie zware Romulaanse kruisers zetten daarom onmiddellijk de achtervolging in op de vluchtende KERKLABATR. Helaas blinkt ons scheepje en zijn bemanning uit in het ontbreken van bewapening, bepantsering, vluchtsnelheid, moed en vechtlust en hierdoor lijkt er weinig hoop op een eervolle afloop op korte termijn en enig ander toekomstperspectief op de lange duur. Gelukkig duikt er aan bakboord geheel onverwachts een ionenstorm op. Het lukt de KERKLABATR hier naar toe te vluchten en zich te verbergen, in de wetenschap dat alle elektronische apparatuur in dit gebied onwerkzaam zal zijn. Als de zware ionenstorm dan eindelijk optrekt zijn de achtervolgers verdwenen en een deel van de bemanning is op de brug om de schade te overzien.

 

‘Mr. JohnSpock, wat is onze status’, vraagt Captain Marcel Kirk kordaat.

De Vulcanellense 1e officier trekt nonchalant een wenkbrauw op en haalt een rol papier uit zijn broekzak. Met zijn van emotie verstoken stem declameert hij, ‘De transporteur is uitgevallen Captain. Voortaan moeten we te voet gaan. De Computer is weer defect. De verbindingen zijn los geraakt en we hebben een lek in onze voorraadtanks. Voor de rest mag ik wel zeggen dat de toevalsfactoren in ons voordeel hebben gewerkt

‘Met andere woorden en in doodgewoon Nederlands wil je dus zeggen dat we geluk hebben gehad?’, vraagt luitenant Gonda Uhura ietwat opgelucht.

‘Geluk, geluk, hoezo geluk. Dit schip gaat naar de haaien.’ snauwt de Captain die helemaal niet blij is met de opgelopen schade.

JohnSpock zegt belerend, ‘Dat is niet logisch Captain. Een ruimteschip is geen duikboot. We kunnen niet naar de haaien gaan.’

‘Je hebt niet alleen spitse oren maar ook nog een spitse tong Mr. John-Spock’, zegt de Luitenante waarderend.

‘Ja dat vindt ik ook’, zegt de Captain fronsend. ‘Dus hou alstublieft je waffel. Luitenant Gonda leg snel een nieuwe verbinding naar Chief Scotti v. Poppel zodat hij de lekkende voorraadtanks kan repareren. Straks stroomt ons nog alle rooie wijn in de zwarte ruimte

De Luitenante salueert dapper. ‘Ay, Ay, Captain Marcel’. Ze grijpt handig een kabelhaspel uit haar handtas en rent van de brug af. Tien minuten later piept de intercom.

Het mopperende brommen van de chief schalt klagend door de ether, ‘Scotti v. Poppel meldt zich vanuit de machinekamer. Captain, moet ik nou alweer alles gaan repareren? Ik ben net klaar met de vorige reparatie en over twee dagen ga ik op vakantie naar Kretau Ceti’

‘Waaaaat, alweer vakantie’, schreeuwt de Captain boos. ‘We zijn hier potjandorie niet op een drijvend interstellair boekingskantoor. Repareer meteen dat lekkend wijnvat’.

‘Mag ik adviseren om eerst de Computer de laten repareren’, adviseert de geheelonthoudende Mr. JohnSpock koel. ‘Dat is veel logischer

Captain Marcel Kirk kijkt zijn 1e officier eens misprijzend aan. ’Komt hij weer met zijn toverwoord. We kunnen de computer best missen. Als dat ding kapot is, dan is hij altijd nog 10% sneller dan wanneer hij werkt. Wat blijft de luitenante toch lang weg?’

Op dat moment gaat de deur van de brug open en komt Gonda Uhura zwalkend binnenlopen. ‘Ik..Hips..hep maar meteen een ferbindjing gelegd met hik. .de foorraadruimte. Lekker wijntje hoor..’, lalt ze vrolijk.

‘Fascinerend’, denkt Mr. JohnSpock hardop.

‘Dadelijk heb ik niks meer’, peinst de Captain in stilte.

Dan piept de intercom weer. ‘Captain.. Hier is Scotti v. Poppel weer’, zegt de opgewonden hoofdtechneut. ‘We hebben een nieuw probleem. De Romulanen hebben vlak voordat we in die ionenstorm doken nog een smerig virus aan boord kunnen beamen. Het DELPHIC virus

‘Jaa’, roept de licht aangeschoten Luitenante, ‘Ik voel het al werken. Allesss gaaat veeeell langgzaaaamer

Captain Marcel Kirk doorziet de situatie razendsnel en wrijft in zijn handen. ‘Zet het dubbelblauw alarm maar al vast aan’, denkt hij en lacht in zijn vuistje. 'Nu kan hij eindelijk ook eens op zijn gemak de inhoud van de voorraadtanks controleren'. ‘Mr. Joohnsspooock geeef viruusssaalaarrrm en neeem het coommandooo ooverrr. Ik gaaa eeeven zelfff poooolsshoooggte nemen.’ Zo snel als het virus toestaat sluipt hij naar de voorraadruimte.

 

Terwijl de Captain op weg is naar de wijnvoorraad merkt hij tot zijn grote spijt dat de effecten van het DELPHIC virus alweer beginnen te verdwijnen. Als de voorraaddeur openschuift komt hem een dikke grijze rookwolk tegemoet. ‘Verdorie’ denkt hij verschrikt. ‘De hele rataplan staat in de hens. Kunnen we binnenkort allemaal op vakantie. Voorgoed.’

‘Wie is daar’, hoort hij plotseling roepen. Het is de stem van Scotti.

‘Ik ben het maar Scotti. Ik zal je helpen de brand te blussen’, antwoordt hij sussend.

‘Brand?’, bromt Scotti v. Poppel. ‘Er is helemaal geen brand. Ik heb alleen maar een sigaretje opgestoken om het virus uit te roken

‘Nou, geweldig Scotti’, zegt de Captain teleurgesteld. ‘Volgens mij kun je met dat paffertje de halve melkweg uitroken. Die sigaret zou ik maar eens langzaam wegstoppen, want als die Vulcanellunse spitsoor je hier betrapt op roken, dan staat hij misschien morgen al op de stoep bij Admiraal Giel Fitzpatrick, alias 'de Boon.’ Uiteindelijk ziet hij de Chief zitten in een hoek van de kamer waar de rook het dikste is.

‘Denkt U werkelijk Captain?’, vraagt Scotti met een bange blik gericht op zijn commandant.

De Captain knikt. ‘Misschien gaat hij zelfs nog wel klikken bij Schout bij Nacht 'Horatio Hornblower' Kleinveld, of bij zijne Heiligheid Bertje de Eerste.’

Van schrik laat Scotti zijn peuk uit zijn mond vallen. Wild begint hij te blazen en met zijn armen te wapperen en danst hij rond in een poging om in de dikke rook de sigaret uit te trappen.

De intercom begint weer te piepen en de verontruste stem van Luitenante Gonda Uhura meldt: ‘Captain Marcel Kirk. Met spoed naar de brug komen. Er klopt hier iets niet

Geλrgerd loopt de commandant naar de Communicator en zegt sarcastisch. ‘Waar klopt het hier wel, Luitenant?’

‘Nou, bij ons aan de buitendeur klopt het wel, Captain. Daar wordt namelijk aan de deur geklopt’, antwoordt Gonda Uhura.

‘Dat kan niet kloppen, luitenant. We zitten midden in de lege ruimte’, zucht de Captain vermoeid.

‘Dat kan misschien wel kloppen, maar toch wordt er geklopt. Zo van Klop-klop, Klop-klop, Klop-klop’.

‘HaHa’, lacht Scotti v. Poppel. ‘Zeker reclame voor slagroom.’

Captain Marcel kan er de humor niet van inzien en snauwend beveelt hij, 'Nou goed. Zeg tegen Mr. Johnspock dat hij de deur even open doet en kijkt wie het is. En dat hij zich niks laat aansmeren. O jaa, en zeg tegen die spitsoor meteen ook maar dat hij niet te lang in de tocht moet blijven staan. Straks zijn zijn haren in de war en dan wil ie weer verlof hebben om naar de kapper te gaan. Ik kom zo snel mogelijk. Kirk over en uit.' Zuchtend haalt hij een wijnglas uit een van de voorraadkasten. 'Belangrijke zaken eerst', zegt hij op wijze toon tegen zijn hoofdtechneut en loopt likkebaardend naar de wijnvaten....

Op de brug opent Mr. Johnspock na het bevel van de Captain de buitendeur op een kier en meteen glipt een kleine rare Aliλn naar binnen.

‘Allee, mag ik even binnenwippen’, kwaakt het vreemde kereltje. ‘Ik ben den reparateur. Ik zag dat er hier een kwetsuur aan uwen scheepke mankeerde

‘Mijn naam is Mr. Johnspock’, reageert de 1e officier afkeurend. Hij houdt niet zo van opdringerig gedrag. ‘Er mankeert altijd van alles aan ons schip. Als U dat allemaal moest repareren dan kunt U hier eigenlijk beter een bed huren. Doch we hebben al een techneut aan boord. Bovendien hebben we geen bed meer over en daarbij is het reeds bezet. Tot ziens.’

‘Das niet plezant en daarbij ben ik geen asielzoekende, maar van den planeet Belgicanus. Daar hebben ze de beste dioxine biefstukken’, roept het hardnekkige manneke verontwaardigd. ‘U kunt mij ook als kok gebruiken.’

‘En ik ben vegetariλr en geen kamerverhuurder’, zegt de geοrriteerde Mr. Johnspock streng. ‘Bovendien kom ik van de planeet Vulcanelles en daar hebben ze de beste uitsmijters.’  Hij grijpt het kereltje in zijn kraag, opent de buitendeur en schopt de Belgicaan met een wijde boog de ruimte weer in.

De deur valt dicht, net op het moment dat de Captain binnenstormt. ‘En.. ‘, vraagt hij met een drankkegel tot voorbij de ster Antares . ‘Wie was het

‘Och, een of andere reclame-figuur uit de slagersbranche, geloof ik.’ zegt de Luitenante als Mr. Johnspock er het zwijgen toe doet. ‘Hij sprak echte wartaal. Volgens mij was het Esperanto. Nietwaar Mr. Johnspock?’

Verbouwereerd roept de Captain: ‘Luitenant Uhura, Esperanto is geen wartaal. Maar een communicatiemiddel om de mensen dichter bij elkaar te brengen. Het is een duidelijke taal’.

‘Duidelijk , maar onverstaanbaar’, fluistert Gonda Uhura in het spitse oor van Mr. Johnspock.

Deze trekt een wenkbrauw op.

 

Het volgende avontuur:

Buizenpost
Tegen welk een vreselijk wezen afkomstig uit de nieuwe interstellaire buizenpost moet de bemanning van de KERKLABATR nu weer in actie komen? En hoe houdt de ambitieuze Mr. Johnspock in deze crisis het hoofd boven water?
 
BACK